We bedekken stopcontacten, plaatsen traphekjes en zetten veiligheidsdoppen op medicijnflesjes. In de echte wereld doen we er alles aan om kinderen te beschermen. Maar geen wet of autoriteit beschermt minderjarigen in de online wereld voldoende tegen misbruik – met gruwelijke gevolgen.
Dat misbruik vindt plaats op enorme schaal. Filipijnse tieners, kinderen, zelfs baby’s die misbruikt worden voor livestreams op verzoek van westerse burgers. Dankzij een ‘end-to-end-versleuteling’ kunnen criminelen achter deze livestreams nu anoniem hun gang gaan.
Kinderen getuigen van de gevolgen. “Ik moest dingen doen waarvan ik nooit had gedacht dat meisjes van zestien die ooit zouden doen,” beschrijft Ruby (schuilnaam) uit de Filipijnen, die als tiener werd misbruikt. Zij is niet de enige die in zo’n nachtmerrie terechtkwam. Alleen al in 2022 werden naar schatting een half miljoen Filipijnse kinderen (ruwweg één op de honderd Filipijnse kinderen) misbruikt voor livestreams, leert onderzoek van International Justice Mission (IJM) en de Universiteit van Nottingham.
Balans tussen privacy en veiligheid is zoek
Ter bestrijding van dit misbruik heeft de Europese Commissie een wetsvoorstel gedaan, omdat de aanpak ontoereikend bleek en wetgeving in landen verschilt. Maar allerlei organisaties die zich inzetten voor de privacy van burgers, hebben daartegen bezwaar aangetekend. Iedere EU-burger zou een ‘politieagent in zijn broekzak’ krijgen, zo luidde de kritiek. Daarop kwam er een aanpassing waarmee een aantal stappen vooruit wordt gezet, zo krijgen slachtoffers van online misbruik meer rechten. Maar in andere opzichten betekent het grote stappen achteruit.
Nu mogen techbedrijven bepaalde detectietools die zij al ruim tien jaar vrijwillig gebruiken om kindermisbruik van hun platforms te weren, volgens de aangepaste richtlijn vanwege privacybezwaren niet meer gebruiken. In 2021 maakten internetbedrijven nog melding van 85 miljoen foto’s en video’s, waarvan vermoeden was van kindermisbruik. Heel veel van dit soort materiaal dreigt nu buiten beeld van wetshandhavers te blijven.
Daarmee is het evenwicht tussen privacy van burgers en veiligheid dat de Brusselse regelgeving goed bewaarde, nu zoek. Het oorspronkelijke voorstel stond nog wel bepaalde detectiesoftware toe. Dat ging om software die een gedegen toetsing heeft doorstaan. Vergelijkbare software wordt nu al gebruikt op elke telefoon en computer. Niet om kindermisbruik op te sporen, maar om malware en virussen te ontdekken. Ook daarbij wordt een afweging gemaakt tussen de belangen van privacy en veiligheid.
Iedereen vindt het logisch dat deze detectie plaatsvindt. Is het dan ook niet logisch, en zelfs onze plicht, om internet net zo te reguleren dat het veilig is voor kinderen?
Iedere seconde wordt twee keer misbruik online gedeeld
Bovendien, hoe zit het met de privacy van misbruikte kinderen? Een woordvoerder van Phoenix 11, een Filipijns netwerk van voormalige slachtoffers van online misbruik, probeerde er woorden aan te geven: “Het is moeilijk te beschrijven hoe het voelt om te weten dat er op elk moment, waar dan ook, iemand naar onze beelden kan kijken. Het is alsof we keer op keer worden misbruikt.”
In de echte wereld doen we er alles aan om kinderen te beschermen. Er is eenduidige wetgeving. In de auto moeten jonge kinderen in een stoeltje en in een gordel. In de online wereld ontbreken zulke wetten en autoriteiten die minderjarigen beschermen. Op dit moment worden elke seconde minimaal twee afbeeldingen of video’s van seksueel kindermisbruik online gedeeld (bron: Defence for Children).
We hebben met de Europese wetgeving die in de maak is, de historische kans om de online wereld veiliger te maken en het welzijn van kinderen te beschermen. Zorg ervoor dat de EU-verordening beantwoordt aan het oorspronkelijk doel: duurzame bescherming van kinderen tegen online kindermisbruik.
Dit artikel verscheen eerder in dagblad Trouw.