Het was deze zomer landelijk nieuws: De 56-jarige Gerard V. uit Almelo werd betrapt op het bekijken van beelden van kindermisbruik bij een verkeerscontrole. Onderzoek maakte duidelijk dat hij via een livestream misbruik van Filipijnse kinderen bekeek en hiervoor betaalde.
“We zien bij deze misdaad nog maar het topje van de ijsberg,” zegt Linda van den Oever, die als officier van justitie mede het onderzoek leidde naar Gerard V. “Bij Filipijnse verdachten die het misbruik faciliteren, zien we in hun chats vaak dat ze contact hebben met honderden mensen. Dan weet je: deze misdaad is enorm en we hebben nog lang niet alles in beeld. Exacte cijfers van het aantal Nederlandse daders hebben we evenmin. Wat we wel weten, mede dankzij jullie onderzoek, is dat het probleem in de Filipijnen explosief is gegroeid. Wij vermoeden dat dit ook geldt voor de vraag vanuit Nederland. In de Filipijnen is dit probleem heel groot, maar we zien dat ook in andere landen kinderen worden misbruikt voor livestreams, zoals in Madagaskar.”
Van den Oever is zeer gemotiveerd om die daders in beeld te krijgen en te vervolgen. Dat heeft ook te maken met haar eigen achtergrond: “Ik ben zelf half Filipijns, dus ik voel een sterke persoonlijke betrokkenheid bij het land en bij de missie om kinderen wereldwijd te beschermen.”
Bij dit werk kom je in aanraking met heel heftige beelden. Hoe ga je daarmee om?
“Gelukkig krijgen we bij het Openbaar Ministerie goede mentale ondersteuning. Elk jaar hebben we mentale check-up gesprekken en als het nodig is kunnen we op elk moment een gesprek met een psycholoog krijgen. We letten ook op elkaar. Als het nodig is bekijken we beeldmateriaal samen, zodat je er met collega’s over kunt praten en het minder overweldigend is.
Maar toch komen beelden soms extreem heftig binnen, vooral op momenten dat je het niet verwacht. Foto’s vond ik altijd al pittig, maar filmpjes, met geluid erbij, zijn nog veel heftiger. Dat maakt heel veel indruk. Tegelijkertijd weet je dan: hier doe ik het voor, om dit kind te helpen. Omdat het zo gruwelijk is, wil je gewoon niet dat dit blijft bestaan.”
Dat is je diepste motivatie om dit werk te doen?
“Absoluut. Ik ben sowieso gedreven om iets te doen tegen onrecht, maar bij kinderen voel ik dat nog sterker. Dat iemand een kind op zo’n manier misbruikt voor eigen lusten of voor financieel gewin, maakt me ontzettend boos. Een kind zou veilig moeten zijn in zijn eigen huis en bij zijn eigen familie. Daders beseffen denk ik niet hoe levensverwoestend dit misbruik is. Of ze beseffen dat ergens wel, maar willen daar niet over nadenken. Zo’n kind wordt voor het leven getekend. Ja, daar kan ik wakker van liggen.”
Voel je je soms machteloos, omdat deze misdaad zo enorm is? Alleen al in 2022 werden naar schatting bijna een half miljoen Filipijnse kinderen misbruikt voor livestreams, online video’s of foto’s.
“Ik denk dat ik me machtelozer zou voelen als ik dit werk niet zou doen en wel wist dat dit probleem bestond. We hebben zaken tegen daders, misschien niet honderden per jaar, maar wel zaken waarin we de kinderen terugvinden. We werken samen met landen als de Filipijnen en zorgen dat misbruikte kinderen uit huis worden gehaald. Dan weet je dat ze veilig zijn. Dat betekent: geen nieuwe filmpjes en geen nieuw misbruik voor deze kinderen. Ieder kind dat we redden, is er één. Als ik in een opvanghuis in Manila zie dat er 24 kinderen zijn, denk ik: deze 24 zijn in ieder geval veilig. Tegelijk is het natuurlijk heel heftig om te beseffen dat er nog zoveel kinderen misbruikt worden.”
Hoe gaan jullie te werk om kinderen te vinden en te identificeren?
“Internationale samenwerking is daarbij heel belangrijk. Bij nieuw beeldmateriaal kijkt een rechercheur eerst welke taal er gesproken wordt. Als dat Nederlands is, krijgen wij meteen een melding. Dan onderzoeken we de beelden. Om een slachtoffer of verdachte te identificeren, kan elk detail helpen, zoals het behang, de kleding, gordijnen en stopcontacten. Op de website van Europol is er een onderdeel genaamd ‘Trace an Object’, waar uitsneden uit filmpjes worden getoond, zoals kroeldoekjes van kinderen. Iedereen kan meekijken of ze iets herkennen. Als iemand een detail herkent, kan dat enorm helpen om een kind op te sporen.”
Verwacht je dat er komende tijd meer zaken komen tegen Nederlandse daders van online kindermisbruik?
“Ja, dat verwacht ik zeker. We zijn heel actief op zoek naar dit soort verdachten. Sommige mannen denken misschien: ‘Ik heb het maar één keer gedaan, dat valt wel mee.’ Maar elk contact dat gelegd wordt, betekent dat een kind misbruikt wordt. En ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat zo’n dader niet de enige klant is. Sommige kinderen worden tientallen keren op één dag misbruikt, op de meest verschrikkelijke manieren die je je kunt voorstellen – of niet eens kunt voorstellen. Daarom zetten we alles op alles op om elke verdachte in beeld te krijgen en te vervolgen.”
In maart dit jaar heb je IJM in de Filipijnen bezocht. Hoe heb je dat ervaren?
“Dat was enorm waardevol. Wij zijn heel hartelijk ontvangen door het IJM-team en met een behoorlijke delegatie. We hebben uitgebreid met elkaar gesproken en best practices uitgewisseld. Het is bijzonder om te zien dat IJM in de Filipijnen zo’n positie heeft verworven om online kindermisbruik te bestrijden, omdat de overheid dat zelf nog niet voldoende kan. Zonder de ondersteuning die IJM biedt aan de autoriteiten, denk ik niet dat zij zo goed zouden kunnen reageren als ze nu doen. De zaken tegen daders van online misbruik gaan daar ook best snel. IJM speelt daar een belangrijke rol in. Door hun hulp kan de lokale politie adequaat reageren op online misbruik, anders zouden zij daar door de beslommeringen van alledag veel minder aan toe komen. Het is niet vanzelfsprekend dat een overheid een ngo inschakelt om overheidstaken te doen. Dat is wel echt de verdienste van IJM: ze hebben zich bewezen en beschadigen niet het vertrouwen dat ze hebben gekregen en nog steeds krijgen.”
Wat kunnen mensen in Nederland doen om online kindermisbruik tegen te gaan?
“Ik merk dat mensen vaak niet geconfronteerd willen worden met deze misdaad. Of ze willen alleen horen dat wij ertegen strijden en er verder niet over nadenken. Dat begrijp ik, het is een vorm van zelfbescherming. Vooral bij ouders met jonge kinderen kan het heel confronterend zijn.
Toch is het heel belangrijk dat we wél over deze dingen nadenken. Uiteindelijk moeten we onze kinderen leren om online veilig te zijn, dat ze altijd naar papa of mama kunnen gaan als er iets vervelends gebeurt. In de offline wereld laat je een kind toch ook niet zonder begeleiding een drukke weg oversteken?
Besef dat de belevingswereld van kinderen tegenwoordig voor een groot deel online is. Verdiep je in de risico’s. Nog steeds zijn er ouders die foto’s van hun kinderen op social media delen, terwijl hun profiel niet is afgeschermd. Daarmee breng je mogelijk je eigen kinderen in gevaar, want mensen kunnen die foto’s misbruiken en bewerken met AI. Ook is het heel belangrijk om met je kinderen te praten over online veiligheid. Door met kinderen in gesprek te gaan, maak je ze weerbaarder. Misschien voorkom je dat ze later dader of slachtoffer worden, of help je ze om signalen bij anderen te herkennen, zoals een vader, oom of vriend die ineens betalingen doet naar de Filipijnen of Madagaskar.”
Wat heeft tot nu toe het meeste indruk op je gemaakt in je werk?
“Om te zien dat een kind dat misbruikt is, in veiligheid wordt gebracht. Dat maakt elke keer ontzettend veel indruk. Waarom? Omdat je dan ineens beseft: dit is echt een kind. Je moet begrijpen dat ik daarvóór op een andere manier met zo’n zaak en het slachtoffer bezig ben. Meer technisch. Je ziet alleen de beelden van het misbruik. Je vraagt je af: Hoe kan ik het kind identificeren? Hoe kan ik met dit beeldmateriaal het slachtoffer of de dader vinden? Bij dat onderzoek laat ik, uit zelfbescherming, niet te veel doordringen dat het om een echt kind gaat. Maar als je dan ziet hoe zo’n kindje bevrijd wordt, dan besef ik ineens: dit is een gewone peuter. Met een troetelbeertjesshirtje aan en een knuffel in de hand. Dan zie ik dat het kind opgetild wordt, omdat het maar zestig centimeter groot is. De beelden van het misbruik staan op zo’n moment nog op mijn netvliet gebrand. En om dan te beseffen: dit kindje is dat allemaal overkomen. Ja, dat is hartverscheurend.”
Hoe houd je het vol om zulk heftig werk te doen?
“Het is superheftig wat we doen. Maar ik kan niet genoeg benadrukken hoe gelukkig ik ben dat ik dit werk mag doen. Ik vind het de mooiste baan ter wereld. Als half Filipijnse vind ik het heel mooi om te zien hoe ambitieus de Filipijnse regering dit probleem aanpakt. Überhaupt is het niet vanzelfsprekend dat een land zo’n probleem onderkent. Bij overheden in andere landen zien we ook dat ze ontkennen dat het bij hen voorkomt, terwijl wij beelden hebben die het tegendeel laten zien. Het is gewoon zo dat de omstandigheden daar de Filipijnen tot een ideaal doelwit maken voor mensen die kinderen willen misbruiken. Maar ze reageren niet als slachtoffer, maar juist strijdbaar. Tegen westerse landen als Nederland zeggen ze: ‘We gaan onze kinderen beschermen, en we hebben jullie hulp daarbij nodig.’ Dat maakt me ontzettend trots.”
Tekst: Gertjan de Jong
Foto: Bart Maat