Het begint bijna altijd met geldnood. Een bruiloft, een begrafenis, geneesmiddelen waarvan je de kosten niet kunt betalen. De bank kan of wil niet helpen. En dan is daar ineens de eigenaar van, laten we zeggen, een baksteenfabriek. Die wil je wel een lening verschaffen. Mits je komt werken in zijn fabriek. Een gul aanbod, en dus grijp je het met beide handen aan. Maar al snel blijkt het een valstrik: de arbeidsomstandigheden zijn slecht, je wordt honderden kilometers van huis gestationeerd en je wordt gedwongen niet alleen in de fabriek te werken, maar er ook te wonen. Je hebt geen middelen om naar huis te gaan en als je dat toch probeert, word je ten overstaan van je collega’s afgeranseld.
Dit heet schuldslavernij. Het is een vorm van moderne slavernij en mensenhandel die veel voorkomt in Zuid-Azië. Peter Williams (39) wist met zijn teams van International Justice Mission (IJM) de afgelopen tien jaar meer dan 1200 schuldslaven te bevrijden. Williams werkte jarenlang in het veld voor IJM, tegenwoordig is hij als zelfstandig antislavernijexpert een belangrijke adviseur van IJM.
“Het moment dat deze tot slaaf gemaakte mensen te horen krijgen dat ze vrij zijn, dat ze geen schuld meer hebben bij de fabriekseigenaar, raakt me elke keer weer. Je ziet de spanning uit hun lijf trekken, ze durven je ineens recht in de ogen aan te kijken. Ze worden weer mens”, zegt Williams.
Rechtvaardigheid is voor Williams altijd al een belangrijk thema geweest. Als rechtenstudent zette hij het Equal Justice Project op poten, een stichting waar medestudenten konden aankloppen voor kosteloze rechtshulp. Nee, een goddelijke roeping wil hij het niet noemen, maar de overtuiging dat ieder mens is geschapen naar Gods beeld, en dus waardevol is, dat is voor hem wel het vertrekpunt. “Als dat beeld wordt geschonden, als de menselijke waardigheid wordt aangetast, dan popt instinctief een verlangen op om dat op de een of andere manier te herstellen.”
Wereldwijd leven zo’n 50 miljoen mensen in slavernij. IJM heeft als doel deze mensen op te sporen en te bevrijden. Op de plekken waar zij werken, zien ze dat slavernij met zo’n 70 tot 80 procent afneemt. Dat is uitzonderlijk veel. Kennelijk is er een methode die werkt.
Er is inderdaad een soort formule, vertelt Williams. “Je pakt moderne slavernij niet aan door alleen mensen te bevrijden. Zolang mensenhandelaren en uitbuiters weinig risico lopen om gepakt te worden, blijft dit probleem bestaan. De belangrijkste stap voor IJM is daarom: zorgen dat de wetten tegen slavernij en mensenhandel daadwerkelijk gehandhaafd worden door de overheid. Dat gebeurt nu nog niet goed genoeg. Wereldwijd worden in minder dan 2 procent van de geïdentificeerde gevallen van slavernij de daders vervolgd.”
De wetten zijn er vaak wel in deze landen, en Williams noemt ze zelfs ‘uitstekend’, maar ze worden dus slecht gehandhaafd. Dat komt meestal door een overbelast rechtssysteem en een overbelaste politie-eenheid. In India bijvoorbeeld, waar Williams jaren werkzaam was, wachten 44 miljoen zaken nog op behandeling. Er is te weinig tijd en er zijn te weinig middelen om slavernij goed aan te pakken. Daarnaast erkennen de autoriteiten vaak niet dat er sprake is van slavernij in hun land. Daar ligt een grote taak: het probleem aan het licht brengen en zorgen dat autoriteiten er niet meer omheen kunnen.
“Uitbuiting is een verborgen misdaad, maar door onze ervaring weten we waar we op moeten letten. Het vindt bijvoorbeeld vaak plaats in groeiende industrieën, waar snel meer mankracht nodig is. En als mensen niet alleen werken in een fabriek, maar daar ook wonen, is het risico op dwangarbeid groter. Wij doen eerst zorgvuldig onderzoek naar de plekken waar we uitbuiting vermoeden en trekken daarin samen op met lokale autoriteiten. Pas als we zeker weten dat het om dwangarbeid gaat, starten we een gezamenlijke bevrijdingsactie. We gaan dan naar de fabriek en handelen snel, zodat er geen waarschuwing mogelijk is voor de eigenaar. De eigenaar houden we apart van de dwangarbeiders, zodat zij zich iets vrijer voelen om hun verhaal te delen. Alles wordt gedocumenteerd. Als er genoeg bewijs is verzameld tegen de eigenaar, krijgen de bevrijde mensen een certificaat mee waarop staat dat ze geen schuld meer hebben bij de eigenaar. Dat is nog maar stap één; daarna begint voor hen een lange reis van traumaverwerking.”
De werkwijze die Williams daarom hanteert, is tijdens de eerste bevrijdingsacties proberen een vertrouwensband met de overheid op te bouwen. Daarbij worden trainingen gegeven om de lokale autoriteiten te helpen bij de aanpak van slavernij, met als doel dat de overheid uiteindelijk op eigen houtje het probleem kan aanpakken. Juist die focus op de vertrouwensband maakt het verschil, volgens Williams. “Veel ngo’s wijzen met een vingertje naar de overheid omdat die volgens hen van alles fout doet. Wij willen de overheid juist versterken. We bouwen een relatie op en doordat we samen optrekken, zien we waar het misgaat bij de overheid en waar we onze expertise kunnen inzetten”, vertelt Williams. “Een voorbeeld is het trainen van ambtenaren in hoe ze tot slaaf gemaakten, die vaak ernstig getraumatiseerd zijn, kunnen helpen hun verhaal te vertellen.”
Welk effect heeft die aanpak?
“Het maakt regeringen bewuster van het probleem van slavernij in hun land. Op bijna alle plekken waar wij werken, ontkende de regering in eerste instantie dat er überhaupt moderne slavernij speelde. Maar mede door ons werk is dat op veel plekken aan het veranderen. Zo zijn er in India gespecialiseerde teams opgezet binnen de politie en de overheid, die proactief bezig zijn om moderne slavernij op te sporen. Ook is een Dag voor de Afschaffing van Slavernij ingesteld.”
Een deel van uw werk draait om het adviseren van bedrijven in hoe ze hun productieketens slaafvrij kunnen maken. Is dat mogelijk? Bedrijven als het Nederlandse Tony’s Chocolonely laten zien dat dat nog niet zo makkelijk is, ook al wil je het graag.
“Tony’s Chocolonely doet fenomenaal werk en wordt vaak genoemd als een van de innovators op dit gebied. In de praktijk blijkt het inderdaad lastig voor bedrijven om hun keten slaafvrij te maken. Het is heel, heel moeilijk om in de totale productieketen precies te zien wanneer de bonen van de boom worden geplukt en of het wordt gedaan door bijvoorbeeld een kind dat is verhandeld.
Mocht een bedrijf er wel in slagen om de productieketen slaafvrij te maken, dan is het probleem nog niet opgelost. Want dan is jouw toevoer misschien slaafvrij, maar die van jouw concurrent misschien niet. Je koopt waarschijnlijk nog steeds in op een plek waar slavernij plaatsvindt. Een meer duurzame oplossing is om te investeren in de overheid van het land waar je zakendoet, met als voorwaarde dat zij de antislavernijwetten handhaven en zorgen dat in hun gebied mensenhandelaren worden opgepakt. Het vertrouwen van die kwetsbare gemeenschap in de overheid kan zo groeien. En de investering komt terug naar het bedrijf, dat nu kan zeggen dat dankzij hun investeringen niet alleen hun keten slaafvrij is, maar ook een veilige gemeenschap is ontstaan. Dus de lokale overheid betrekken is de beste manier om als bedrijf je productieketen slaafvrij te maken.”
Je wijst telkens naar de overheid, die moet slavernij aanpakken. Maar kun je als individu ook iets betekenen? Help je de mensen die gevangenzitten in hun werk bijvoorbeeld door de producten die zij maken niet meer te kopen of wordt hun situatie dan alleen maar slechter vanwege een gebrek aan inkomsten?
“Dat is een lastige vraag. Ik denk dat de kracht van zo’n consumentenkeuze is dat het bedrijf ziet dat mensen weglopen van hun product, en bedenkt: we moeten onze praktijken veranderen.”
Is dat weleens gebeurd?
“Ja, bijvoorbeeld in de kledingindustrie in Cambodja. In de jaren negentig was er veel te doen over de omstandigheden van arbeiders in de fabrieken daar. Mensen wilden geen producten meer kopen waar ‘made in Cambodia’ in het label stond, omdat ze wisten van de uitbuiting. Dat leidde ertoe dat de Cambodjaanse regering de druk voelde om haar normen te verhogen. Het enige werk in Cambodja waarvoor je nu gegarandeerd het minimumloon kunt krijgen, is in een kledingfabriek. Er gaat nog steeds heel veel mis in dat land. Maar dit is een voorbeeld van hoe consumentendruk op bedrijven uiteindelijk kan leiden tot hervormingen binnen de sector.”
Op plekken waar IJM werkt, neemt het aantal slaven af. Jullie hebben een methode die werkt. Hoe komt het dat het niet op veel meer plekken wordt uitgevoerd als het zo’n succes is?
“De wereldwijde reactie op mensenhandel en slavernij schiet enorm tekort. We hebben het hier over een van de meest lucratieve illegale markten ter wereld. Het gaat om een industrie die criminelen minstens 140 miljard euro per jaar oplevert. Wereldwijd wordt er nu minder dan één procent van dat bedrag, geïnvesteerd in de aanpak van het probleem. Daarmee ga je het niet redden. Om het probleem aan te pakken, is dus sowieso meer geld nodig.
Het is mogelijk om slavernij te reduceren, dat zien wij op de plekken waar IJM heeft gewerkt. Het aantal mensen in slavernij is hier met zo’n 70 tot 80 procent afgenomen. Dat is uitzonderlijk veel. Moet je nagaan wat het effect zou zijn als we op mondiaal niveau serieus zouden investeren in de aanpak van het probleem. Er is meer geld nodig – en mensen die zich in willen zetten tegen slavernij.”
Peter Williams (39) studeerde rechten in Auckland, Nieuw-Zeeland en werkte daar als officier van justitie. In 2010 maakte hij de overstap naar International Justice Mission, een internationale ngo die zich inzet voor de rechten van mensen in slavernij en mensenhandel. Hij leidde teams in Zuid-Azië en later in Cambodja. Nu adviseert hij bedrijven hoe ze slavernij in hun productieketens kunnen aanpakken en is hij als hoofdadviseur moderne slavernij nog steeds verbonden aan IJM.
Auteur: Heleen Bastiaanse. Dit artikel verscheen eerder in opinietijdschrift De Nieuwe Koers en is met toestemming overgenomen. Ga voor een abonnement of voordelige kennismaking met De Nieuwe Koers naar www.denieuwekoers.nl/acties.