In 2019 werd Arnoud van Vliet uitgeroepen tot ‘MVO-manager van het jaar’. De jury prees zijn motivatie om verandering teweeg te brengen en transparantie in de productieketen te creëren. Vorig jaar viel Zeeman in de prijzen als ‘ABN Amro Sustainable Retailer of the Year’ 2021-2022. De textielketen versloeg hiermee beddenfabrikant Auping en Tony’s Chocolonely.
Maar Van Vliet wil niet te hoog van de toren blazen, zo maakt een gesprek met de MVO-manager al snel duidelijk. “We zijn er nog lang niet,” zegt hij meerdere malen. Hij is beducht voor misleiding en ‘green washing’. “Een groen kaartje aan een kledingstuk hangen is één, maar welke praktische consequenties koppel je daaraan? Ga je voor een groen imago of zet je ook echt stappen om arbeiders en het milieu te beschermen?”
Waarom vinden jullie maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) belangrijk?
“Een belangrijk vertrekpunt is dat Zeeman een familiebedrijf is. Daarmee is verweven dat we het bedrijf gezond willen houden voor de toekomstige generaties, zowel voor de mensen die voor ons werken in productielanden, onze collega’s hier, als voor de familie zelf. Dat we een familiebedrijf zijn, geeft veel ruimte om te werken aan duurzame verandering. We hebben geen aandeelhouders in de nek hijgen. Zo van: ‘De kwartaalcijfers vallen tegen, wat gaan we doen?’”
Jullie willen kleding tegen een lage prijs aanbieden en streven tegelijk eerlijkheid en duurzaamheid na. Botsen die twee ambities niet met elkaar?
“Daar zit natuurlijk een spanningsveld. Maar het omgekeerde is ook niet waar. Als je iets duurs koopt, betekent het niet dat het dan wél eerlijk is. Maar natuurlijk, die vraag stellen wij onszelf ook. Heeft dit kledingstuk de juiste kwaliteit, wordt het onder de juiste omstandigheden gemaakt, kan iedereen in de keten hier een boterham aan verdienen? We zijn nu begonnen met de verkoop van tweehandskleding in een aantal winkels, de komende jaren willen we dat aanbod uitbreiden. Dit is een mooi voorbeeld van een betaalbare en duurzame aanvulling op ons assortiment.”
Veel kleinere bedrijven die eerlijke en duurzame kleding verkopen, benadrukken dat daar een prijskaartje aan hangt. Een overhemd bij Skot Fashion kost bijvoorbeeld 79 euro, je betaalt dan 18,90 euro voor het materiaal, 9,10 euro voor de arbeid en 4,50 voor het transport. Bij jullie kost een overhemd zo'n 8 euro. Dat verschil is behoorlijk groot?
“Er zijn verschillende redenen waardoor we de prijzen laag kunnen houden, in ons MVO-jaarverslag noemen we er twaalf. Een belangrijke reden is dat een groot gedeelte van onze voorraad bestaat uit basistextiel, zoals de witte en zwarte T-shirts, sokken en ondergoed. Ons aanbod is niet op modetrends gericht. Het grote voordeel daarvan is dat je geen restanten overhoudt. Als een bepaalde kleur over een maand uit is en je blijft er mee zitten, dan moet je gaan afprijzen. Dat is kostbaar, dus dat doen wij minimaal.
Wat ook meespeelt, is dat wij op tijd betalen. Dat klinkt logisch, maar wij betalen als iets verscheept wordt. Negen van de tien retailers betalen na negentig of soms wel honderdtwintig dagen. Zo worden ze in staat gesteld om al iets te verkopen aan de klant. Met dat geld betalen ze vervolgens hun leverancier. Eigenlijk gebruik je een leverancier dan als bank. Zo’n leverancier is ook niet gek, die berekent dat door in de prijs. In Bangladesh heb je een rentepercentage van dertien procent. Uiteindelijk moet het toch betaald worden.”
De NOS berichtte vorig jaar dat Zeeman via een leverancier te linken was aan een spinnerij in India die beschuldigd werd van gedwongen arbeid. Door gebrek aan transparantie blijven veel andere bedrijven in dit soort berichtgeving buiten beeld. Dus jullie streven naar transparantie zorgt er eigenlijk voor dat jullie negatief in het nieuws komen. Hoe ga je daarmee om?
“Natuurlijk is het frustrerend als je het journaal haalt met berichten over uitbuiting. Die berichten waren ook nog eens onjuist. Het NOS Journaal sprak van kinderarbeid in onze fabrieken. Dat was niet het geval, het ging over gedwongen arbeid bij spinnerijen. Dat zeg ik niet om het te bagatelliseren, maar dat laat wel de complexiteit zien. Bij de fabrieken komen we zelf dagelijks, daarmee hebben we direct contact en hebben we goed zicht op de arbeidsomstandigheden. Dan heb je een heel andere zaak dan bij misstanden dieper in de productieketen, dat deel ligt verder buiten je invloedsfeer en is minder transparant. We werken er hard aan om hier meer inzicht in te krijgen.
Als dit acht jaar geleden gebeurde, hadden we hier anders op gereageerd. Nu weten we: dit is de enige weg voorwaarts. We willen transparant zijn en dat kan je kwetsbaar maken. Het is nooit leuk om gelinkt te worden aan uitbuiting. Aan de andere kant hebben we liever dat uitbuiting bekend wordt, dan dat het blijft voortbestaan zonder dat je er weet van hebt. Op deze manier kun je er iets aan doen. Met deze spinnerij doen we geen zaken meer.”
In jullie MVO-jaarverslag noemen jullie dat de sociale en milieurisico’s zich met name dieper in de keten voordoen. Dan noemen jullie specifiek de sociale arbeidsomstandigheden in Tamil Nadu, Zuid-Azië. Is daar het risico vooral groot?
“Ja, daar is ook het onderzoek van SOMO gehouden, waarmee wij in het nieuws kwamen. Je hebt daar zo’n 1500 spinnerijen. Dus dat is een heel grote industrie. Maar er is nu heel veel aandacht voor. Die spinnerijen zelf hebben nog een heel gesloten cultuur. Daar loop je letterlijk tegen een muur op. Dus het is nog niet zo eenvoudig om daar verandering teweeg te brengen. Op dit moment zoeken we aansluiting bij de lokale ngo Save om hier om meer controle op te krijgen.”
Jullie investeren als grote winkelketen al jarenlang in maatschappelijk verantwoord ondernemen en transparantie. Merk je dat je hierdoor in de gaten wordt gehouden door andere bedrijven en politici?
“Ja, dat merken we zeker. Deze voortrekkersrol stelt ons in staat om op bepaalde dossiers input te geven vanuit onze praktijk. Zo spraken we laatst met ChistenUnie-Kamerlid Stieneke van der Graaf en haar team en zaten we aan tafel met de minister van buitenlandse handel Liesje Schreinemacher.”
De ChristenUnie dient binnenkort een wetsvoorstel voor wetgeving in op het gebied van internationaal maatschappelijk en verantwoord ondernemen (IMVO). Ben je voorstander van wetgeving om uitbuiting en slavernij in productieketens tegen te gaan?
“Ja, het grote voordeel daarvan is dat je een gelijk speelveld creëert waarbij bedrijven zich aan dezelfde regels hebben te houden. We zien nog wel liever dat deze wetgeving wordt ingevoerd op Europees niveau dan nationaal. Het helpt ook als je wilt samenwerken binnen de sector als er duidelijke regels zijn. Wil je als sector het verschil maken, dan is samenwerking essentieel. Dan kun je niet zeggen: we doen dat met de helft van de bedrijven. Naast wetgeving is het denk ik belangrijk dat onze overheid de dialoog blijft aangaan met lokale overheden over misstanden.”
Welke ambities hebben jullie voor de komende jaren om uitbuiting tegen te aan?
“Wij geloven heel erg dat het betalen van een leefbaar loon helpt om andere misstanden tegen te gaan. Als een gezinsinkomen genoeg is omdat de ouders genoeg verdienen, dan neemt het risico af dat kinderen hieraan bij moeten dragen. Als je een goed loon krijgt, hoef je ook niet veel overuren te gaan werken. Een leefbaar loon betalen is echt een focusgebied voor ons de komende jaren. Hierin trekken we samen op met ngo’s die dit thema prioriteit geven. Op een of andere manier zijn er obstakels om arbeiders beter te betalen. Als de vrachtkosten stijgen of de materiaal- en grondstofprijzen, zoals afgelopen jaren, dan betaalt iedereen daarvoor. Maar als we vinden: die lonen moeten eigenlijk iets hoger zijn, dan is dat ineens iets vrijblijvends. Wat bijzonder is, omdat het direct mensen raakt.”
Dus jullie gaan komende tijd in gesprek met fabriekseigenaren over het geven van een leefbaar loon aan arbeiders?
“Ja en dat vraagt zorgvuldigheid. Als een fabriek meewerkt aan onze pilot, heeft dat natuurlijk impact op nabijgelegen fabrieken die dat niet doen. Het risico is dat de lokale industrie wordt verstoord. Daar is ook een werkgeversorganisatie en een overheid die heel bewust lonen laag houdt. Dus als één fabriekseigenaar de nek uitsteekt en zegt ‘We gaan met Zeeman die pilot doen’, dan doet dat iets in de omgeving.
We hebben nu één pilot met een ander Nederlands bedrijf in Pakistan. Die loopt sinds 2019 en is succesvol. Dit jaar willen we nog vier pilots opstarten. Het is spannend, vanwege de onrust die kan ontstaan. Maar als het spannend is, weet je ook: daar is een doorbraak nodig. Wij willen het voortouw nemen en uit de pilots lessen trekken waar andere bedrijven misschien ook iets aan hebben. Daarbij zoeken we altijd naar samenwerkingen met andere bedrijven. Hoe groter het aandeel is dat je in een fabriek hebt, hoe makkelijker het is om dat gat te dichten tussen minimumloon en leefbaar loon.”
Voor je werk bezoek je geregeld fabrieken. Hoe probeer je dan zicht te krijgen op de arbeidsomstandigheden?
“Ik loop vaak eerst met zo’n fabriekseigenaar een rondje door de fabriek. Daar leid ik heel veel uit af. Je ziet tijdens zo’n rondje hoe zijn personeel op hem reageert, hoe de sfeer is, hoe hij over en tegen zijn personeel praat.
Als Zeeman zijn we lid van de Fair Wair Foundation, daar horen fabrieksaudits, trainingen en een klachtenprocedure bij voor fabrieksarbeiders. Als een arbeider vindt dat in de fabriek zijn of haar rechten worden geschonden, dan kan die persoon anoniem een nummer bellen. Op die manier kunnen we een direct lijntje leggen met de fabrieksarbeider en met alle betrokkenen in gesprek gaan om de situatie te verbeteren.”
Als International Justice Mission richten we ons het bevrijden van mensen uit slavernij en uitbuiting, het geven van traumazorg en het transformeren van rechtssystemen. Onze collega’s trainen bijvoorbeeld politieagenten in Zuid-Azië en strijden ervoor dat uitbuiters veroordeeld worden. Hoe kijk jij tegen dit werk aan?
“Het investeren in rechtssystemen lijkt mij heel belangrijk. Een belangrijke sleutel voor verandering ligt bij lokale overheden in productielanden. Vaak zijn er wel wetten tegen uitbuiting en moderne slavernij, maar is handhaving het probleem. Er liggen honderdduizenden dossiers op de plank. Niet zelden komt er corruptie om de hoek kijken of is er sprake van onderbezetting.”
Wat denk je dat consumenten kunnen betekenen in de strijd tegen uitbuiting en moderne slavernij?
“Je hebt veel consumentenorganisaties die klanten aanmoedigen om hun stem te laten horen. Dat lijkt mij heel belangrijk. Op een platform als Goodonyou.eco kun je zien hoe eerlijk en duurzaam merken zijn. Voor je zaterdag gaat winkelen, kun je dan kiezen op welke merken je gaat focussen. Uit de Fashion Transparency Index kun je veel leren over de ambities van bedrijven op het terrein van milieu en mensenrechten en hoe transparant ze daarover zijn. Er ligt potentieel heel veel macht bij consumenten. Veel meer dan mensen denken.
Het is complex om uitbuiting op grote schaal tegen te gaan. Er spelen allerlei economische en politieke belangen. Maar ik wil altijd hoopvol zijn. Als bedrijven, politiek en consumenten gezamenlijk in beweging komen, kan er echt iets veranderen.”
Wat kunnen wij vanuit Nederland doen om moderne slavernij en uitbuiting tegen te gaan? In een serie interviews gaat IJM in gesprek met experts uit de wetenschap, politiek en het bedrijfsleven. Lees hier een interview dat we eerder hadden met econoom Paul Schenderling.