Het dorp waar Adhir opgroeide zag er mooi uit en was omringd door prachtige natuur. Op school deed hij het goed. Hij behoorde er zelfs tot de beste leerlingen.
Toch was het leven zwaar in het dorp. Vaak werd het getroffen door moessonregens en overstromingen. De klimaatverandering maakte het alleen maar erger en bracht veel gezinnen financieel aan de rand van afgrond. Dit gold ook Adhir, zijn ouders en zijn vijf broers en zussen.
In 2016, Adhir was toen 17, leek er even hoop te gloren aan de horizon. Een man kwam naar het dorp en beloofde een goede baan in een Zuid-Aziatische miljoenenstad. Adhir en vijftien andere jongens reageerden enthousiast. Dit was hun kans op een ander leven! De man gaf hen een flink geldbedrag als voorschot. Vol verwachting gingen ze op reis.
Aangekomen in de miljoenenstad werden de jongens naar een schoenzolenfabriek gebracht. Ze zagen hoe hun ronselaar geld aannam van de fabriekseigenaar. Het was de laatste keer dat ze hem zagen.
Het was het begin van een leven in slavernij. Adhir en zijn vrienden moesten werkdagen maken van zestien uur en kregen maar één maaltijd per dag. Ze werden uitgescholden, mishandeld en waren al hun vrijheid kwijt. Adhir was met zijn achttien jaar één van de oudsten. Veel van de andere jongens die er vastzaten, waren pas veertien jaar oud.
“We werkten met rubberen zolen,” vertelt Adhir. “Die moesten we in sterke en scherpe chemicaliën dompelen. De chemicaliën verspreidden een verschrikkelijke geur. We woonden met z’n allen in een kleine kamer in het fabrieksgebouw en konden geen kant op.”
Dagen werden weken en de hoop van Adhir en zijn vrienden werd steeds kleiner. Toch verloor hij niet alle hoop.
Hij herinnerde zich een bijeenkomst over de gevaren van kinderuitbuiting, die de organisatie Childline in zijn dorp had gehouden. Adhir slaagde erin om contact op te nemen met zijn familie (via een telefoon die hij zorgvuldig verborgen hield voor de fabrieksbaas). Hij vertelde over de nachtmerrie waarin hij en zijn vrienden waren terechtgekomen.
Ondertussen had een lokale partnerorganisatie van IJM, Association for Promoting Social Action (APSA), een tip ontvangen over mogelijke kinderarbeid in de schoenenfabriek waar Adhir en de anderen vastzaten. Toen de familie van Adhir contact opnam met Childline, vielen alle puzzelstukjes in elkaar. Kort daarna, in oktober 2016, kwam de zaak van Adhir bij IJM terecht. IJM en APDA deden uitgebreid onderzoek naar de uitbuiting in de fabriek. Hierdoor konden ze een sterke zaak voorleggen aan het lokale bestuur.
Op 27 oktober 2016 deed een bevrijdingsteam een inval bij de fabriek. Het team bestond medewerkers van de overheid, IJM en APSA. IJM-medewerkers die deelnamen aan de operatie beschrijven de omstandigheden waarin de jongens aantroffen als ‘ontstellend’, ‘hartverscheurend’ en ‘erbarmelijk’.
De eigenaar beweerde dat hij de arbeiders eerlijk betaalde. Daarop bekeken overheidsmedewerkers zijn administratie. Al snel ontdekten ze dat er sprake was van fraude. Ambtenaren ondervroegen de jongens om het misbruik te bevestigen, brachten hen in veiligheid in een overheidskantoor en gaven hen vrijlatingscertificaten om hun banden met de fabriekseigenaar formeel te verbreken.
De politie nam de eigenaar en vier andere verdachten in hechtenis en diende een First Information Report (FIR) in om de juridische procedure te starten. De eigenaar werd na enkele dagen op borgtocht vrijgelaten.
Slechts een paar maanden nadat Adhir was bevrijd, werden de autoriteiten gewaarschuwd dat de schoenenfabriek een andere groep jongens in slavernij vastzat. Zij dachten dat in beide gevallen dezelfde handelaar verantwoordelijk was, evenals in andere gevallen waarbij arbeiders uit Bihar betrokken waren. IJM- en APSA-medewerkers ondersteunden de autoriteiten bij een tweede operatie op 8 februari 2017, waarbij elf jongens werden bevrijd en zes verdachten werden gearresteerd.
Het proces tegen de fabrieksbaas en andere verdachten verloopt moeizaam. Het sleept zich al voort sinds 2016. IJM heeft sindsdien voortdurend contact moeten onderhouden met de politie en de lokale overheid. Pas in 2021 werd een formele aanklacht ingediend. Eén van de vermoedelijke handelaren is overleden en de andere verdachten moeten nog voor een rechter verschijnen. Zij zijn gedagvaard om in december 2022 te verschijnen.
Na de bevrijdingsoperatie konden de jongens, ondersteund door IJM, deelnemen aan een tweejarig herstelprogramma. Ze kregen therapie om hun trauma’s te boven te komen en een nieuw leven op te bouwen. Adhir is nu zelf een strijder geworden tegen moderne slavernij. In zijn dorp heeft hij veel verteld over zijn ervaringen, om te voorkomen dat anderen tot slaaf worden gemaakt. “Ik wil ervoor zorgen dat niemand uit mijn dorp ooit nog in die val trapt.”
Adhir kreeg een baan in die bouw, maar raakte die baan vervolgens weer kwijt tijdens de coronapandemie. IJM bracht hem in contact met een lokale hogeschool in zijn district, waar hij zich inschreef voor een opleiding voor medische wijkassistenten. “Dankzij zijn vastberadenheid weet hij moeilijkheden keer op keer te overwinnen,” vertelt een IJM-medewerker.
Op 21 augustus 2021 studeerde hij af. Een maand later kreeg hij een baan aangeboden bij een ziekenhuis. Bovendien is hij getrouwd en verwachten hij en zijn vrouw hun eerst kind. Onlangs kocht hij een stuk land om een huis te bouwen voor zijn gezin. Hij heeft de schuld van zijn familie kunnen afbetalen en ook meebetaald aan de opleiding van zijn zus en de kinderen van zijn broer. Adhir blijft ook zijn persoonlijke verhaal delen om bij te dragen aan de strijd tegen moderne slavernij
“De afgelopen tien maanden waren zo anders dan elke andere periode in mijn leven,” vertelt hij. “Ik heb zoveel kunnen leren van de mensen met wie ik werk en heb zoveel respect en waardering gekregen, het is overweldigend...”
Adhir met zijn moeder in zijn geboortedorp.