Drie gezinnen bevrijd uit slavernij in rijstfabriek – ‘Werkdagen van zestien uur in zinderende hitte’
Gedwongen slavenarbeidNa vijftien jaar van slavernij en mishandeling, zijn op 30 november 2024 drie families bevrijd uit een rijstfabriek in Zuid-Azië. Twee van de twaalf arbeiders waren kinderen van slechts 1 en 10 jaar oud. Zij zijn in slavernij geboren.
Ruim vijftien jaar geleden had de fabrieksbaas de gezinnen in slavernij gevoerd. Ze hadden te weinig geld om medische kosten te betalen. De eigenaar deed zich voor als weldoener. Hij bood hen werk aan in zijn rijstfabriek en gaf een voorschot op het loon. Nooit hadden de families vermoed dat deze vrijgevigheid een valstrik was.
Dagelijks dwong de eigenaar hen om meer dan zestien uur te werken. Eén van de arbeiders had een lichamelijke handicap, maar dat maakte voor de fabrieksbaas geen verschil. Dag in dag uit waren ze bezig met het koken, drogen en ontpitten van honderden kilo’s ruwe rijst. Daarna moesten ze die rijst verzamelen en opslaan in zware juten zakken. De zinderende hitte, in combinatie met fysieke uitputting, was bijna ondraaglijk. Per dag kregen ze slechts twee korte pauzes om een kleine maaltijd te eten. Om hun angst te voeden en hen aan het werk te houden, gebruikte de eigenaar bruut geweld. Een overlevende vertelde: “De eigenaar sloeg ons met een stok of soms met zijn hand en zei dat we niet werkten.”
Drie jaar geleden bereikte hun ellende een tragisch dieptepunt. De 13-jarige zoon van één van de gezinnen kwam om het leven bij een fietsongeluk. Zijn familie vroeg de eigenaar om naar huis te mogen om hun zoon fatsoenlijk te kunnen begraven. De man weigerde echter botweg en stuurde hen terug naar hun werk. De wanhopige gezinsleden moesten hun zoon in de buurt van de fabriek begraven, zonder formele begrafenis of tijd om te rouwen.
Vluchtpoging
De arbeiders waren totaal uitgeput. Enkele arbeiders waren zo wanhopig dat ze een vluchtpoging deden. Ze slaagden erin hun woonplaats te bereiken. Maar de eigenaar spoorde hen op en voerde hen terug naar de fabriek. Thuis hadden de arbeiders echter al verteld over de nachtmerrie waarin ze zaten. Hun familieleden hadden door dat er iets vreselijk mis was. Zij meldden de zaak bij een netwerk van survivors van moderne slavernij, die vervolgens alarm sloegen bij de lokale autoriteiten en IJM.
Op 30 november reisden de autoriteiten samen met het survivor netwerk en IJM naar de bouwplaats om de zaak te onderzoeken. Ook een lokale ngo (Rural Organization for Poverty Eradication Service - ROPES) deed mee aan het onderzoek. Ze bevestigden dat de families slachtoffer waren van schuldslavernij, wat betekende dat de eigenaar hen vasthield met een valse schuld. Ze gaven de gezinnen officiële certificaten van de overheid, waarop stond dat al hun schulden waren kwijtgescholden.
Bij de reddingsoperatie was een hoge ambtenaar aanwezig. Hij was zeer geschokt door wat hij aantrof. “Ik besefte dat deze uitbuiting plaatsvond in een gebied waarvoor ik verantwoordelijk ben,” vertelde hij. “Het raakte me diep. Deze ervaring heeft me gesterkt in mijn overtuiging dat we tegen dit soort onrecht moeten blijven vechten. Het is cruciaal dat we er gezamenlijk voor zorgen dat uitbuiting in de toekomst niet meer voorkomt.”
Hoewel de eigenaar van deze rijstfabriek familie is van een lokale politieagent, heeft de overheid zijn fabriek gesloten om verdere uitbuiting te voorkomen.
De overheid moet nog juridische stappen ondernemen tegen de eigenaar. IJM en ROPES blijven de zaak nauwlettend volgen, zodat de eigenaar niet wegkomt met zijn misdaden. Ook dragen IJM en ROPES er zorg voor dat de gezinnen traumazorg krijgen en hulp bij hun re-integratie in de samenleving.