Column Rachel Rosier: Voorgeborchte van de hel
Seksueel misbruik van kinderen via internetLaatst werkte ik mee aan een campagne tegen kindermisbruik. De initiatiefnemer was een zedenrechercheur, gespecialiseerd in het ondervragen van misbruikslachtoffers tussen de vier en tien jaar. Voordat de opnames begonnen, spraken we over zijn werk en hoe onterecht het is dat we kinderen altijd waarschuwen voor de ‘enge kerel in de bosjes’ terwijl vijfentachtig procent van de plegers bekenden zijn van de kinderen. Opa’s, vaders, buurmannen, sportcoaches. Vijfentachtig procent. Ik wist dat niet.
De andere initiatiefneemster was een dame, zelf als kind misbruikt door haar opa. Ze kon er inmiddels, na jarenlange therapie, goed over vertellen. Dat deed ze ook regelmatig. Zelfs op scholen. “Aan het einde van mijn verhaal, deel ik in de klas briefjes uit waar kinderen anoniem op mogen reageren,” vertelde ze. “In elke klas krijg ik tussen de één en vijf briefjes terug waarop kinderen schrijven dat ze ook slachtoffer zijn van kindermisbruik.”
Gemiddeld twee kinderen in elke klas. Ook dat wist dat niet.
Voor de camera stond een krukje. Ik ging er op zitten en las van de autocue voor: Kindermisbruik is dichterbij dan je denkt. Pas als jij durft te zien dat misbruik bestaat, kunnen kinderen gaan praten over hun geheim. Ik durf te zien. Jij ook?
Ik durf te zien. Daar was ik op de terugweg naar huis niet helemaal zeker van.
Maar toch scheen het me ineens belangrijk toe dat ik wel zou ‘zien.’ Op de social media kanalen van IJM zie ik al jaren berichten voorbij komen van slachtoffers die zijn bevrijd uit de illegale seksindustrie. Kinderen nog. Geweldig. Glimlach. Trots. Maar wat hebben die kinderen dan dag in dag uit meegemaakt? Wat gebeurt er dan in zo’n slaapkamer, als het al een slaapkamer is. Weet u het? Ik niet. Dus ik las een boek.
Hij stond al jaren bij ons in de kast: Kinderen van het web. Undercover als pedofiel. Journalist Peter Dupoint deed jarenlang undercoveronderzoek naar het milieu van webcamkindersekstoerisme op de Filipijnen.
In het eerste, inleidende hoofdstuk vertelt hij hoe hij in voorgeborchte van de hel is beland. Hij schrijft over kinderen tussen nul en achttien jaar, die dagelijks worden verkracht voor een webcam, voor het oog van duizenden doodgewone maar verknipte mannen, bijna zonder uitzondering wit en westers die niks geven om een kinderleven en hen voor een habbekrats graag de vernieling in helpen.
De aanbieders van dit misbruik? Niet de duivel zelf of een blauw, zestienkoppig monsters. Nee. Moeders, tantes, zussen, broers.
Hij was inderdaad in de hel beland, en als lezer van zijn boek keek ik over zijn schouders mee. Het was niet gemakkelijk. De gruwelijke feiten waren zo heftig dat ik soms maar twee bladzijdes kon lezen om vervolgens een week later pas weer verder te kunnen.
Ik droomde er ook over. Over hoe ik een kindje vasthad, hoe een slang het probeerde te bijten en als ik er op ging staan hij steeds langer werd. Verkrampt en verdrietig werd ik wakker.
En nu? Wat hebben die kinderen daar aan dat ik een boek heb gelezen? Ik weet het eigenlijk niet. Ik weet alleen dat ik er eerst niet voor bad, maar nu wel. Elke dag. Voor de kinderen in die hel, zedenrechercheurs en werkers bij IJM die er in af moeten dalen. Doet u mee?
Rachel Rosier is tv-presentator bij de EO en ambassadeur van IJM Nederland. Deze column verscheen eerder in het magazine van IJM.